lucifer-effect
AlgemeenPosted by Syntra2 Mon, September 29, 2008 13:50:04
Interview met Peter D’Hondt, politierechter in Dendermonde, afgenomen in Haaltert op 4 juni 2008
Weggezakt in het heerlijk krakende leer van een Chesterfield en omringd door tot aan het plafond reikende boekenkasten interview ik Peter D’Hondt in zijn Brits aandoende bibliotheek. Deze vaak in de media opgevoerde politierechter van Dendermonde verwacht zich de volgende ochtend aan een mini-rel in een bepaalde krant. Het merendeel van de door het gerecht uitgesproken alternatieve straffen wordt in de praktijk nooit uitgevoerd. De politierechters weigeren om die reden steeds meer om alternatieve straffen op te leggen.
In dit aangename kader gaan we het hebben over goed en kwaad, over de figuur Lucifer en het Lucifer-complex waaraan bepaalde mensen, ook perslui, soms lijden.
Zoals Peter D’Hondt meteen aangeeft, is het belangrijk ‘kwaad’ te
definiëren. In de westerse wereld heerst er volgens onze christelijke traditie
een vrij grote consensus over goed en kwaad. Geweld kunnen wij als kwaadaardig
beschouwen, terwijl elders in de wereld mensen dit als een verzetsdaad
bejubelen. Externe factoren spelen ongetwijfeld een rol in de perceptie van
goed en kwaad in een samenleving. Een charismatische leider, een ideologie en
xenofobie zijn maar enkele voorbeelden van factoren die opvattingen over het
kwade kunnen beïnvloeden. Uiteindelijk gaat een individu in een bepaalde
maatschappelijke context zelfs zover dat hij eigen wandaden niet meer als kwaad
gaat aanvoelen. Adolf Eichmann is zo’n figuur. Hij lag tijdens het nazi-bewind
aan de basis van de technische uitvoering van de Endlösung. Hij was overtuigd
van de legitimiteit van zijn daden binnen de sociale context waarin hij ze
pleegde. Eigenlijk was hij een zeer ordinaire man met huisje-tuintje-gezin. Hannah
Arendt volgde het Eichmann-proces in Israël, nadat hij door de Israëlische
geheime dienst uit Argentinië naar daar was ontvoerd. Zij verwachtte oog in oog
te komen met een monster. Hij bleek – tot haar grote verbazing - een zeer
doordeweekse man.
De transformatie van goed naar kwaad op grote schaal, door Zimbardo het
Lucifer-effect genoemd, kunnen we ook op kleinere schaal, zelfs op individueel
niveau waarnemen. We spreken dan over personen die zich bij wijze van spreken
Gods gelijke voelen, boven de massa verheven, alwetend en alziend. Ik noem ze
lijders aan het Lucifer-complex. Personen met een dergelijke
persoonlijkheidsstructuur vinden we in alle beroepscategorieën terug, ook bij
journalisten. Zij gaan dan soms zover zich boven de experts te stellen waarover
ze berichten.
Als politierechter neemt Peter D’Hondt niet altijd populaire beslissingen.
De perslui bestempelen ze soms als ‘kwaadaardig’. Journalisten schermen dan met
termen als profileringsdrang, wereldvreemdheid en kortzichtigheid. Studies –
recent nog één van de KULeuven – hebben aangetoond dat strenger strafrechtelijk
optreden leidt tot een grotere objectieve en subjectieve veiligheid. Bovendien
kan redelijkerwijze niemand er iets op tegen hebben dat er veiliger wegen zijn.
De meerderheid van de Belgen vindt dat chauffeurs snelheidslimieten moeten
respecteren, maar zelf durven ze wel eens vals te spelen. Mensen zijn geneigd
zeer soepel om te springen met de begrippen van goed en kwaad, als het henzelf
betreft. Uiteindelijk is hun verontwaardiging zeer selectief.
De rol van de pers hierin is aanzienlijk. Nieuws is maar nieuws als het is opgenomen in persoverzichten en als radio, televisie en kranten erover berichten. Bovendien is een feit geen nieuws als het niet in de pers aan bod komt. Het lijkt niet echt te zijn gebeurd en vormt dus geen probleem.
De journalist is in zijn berichtgeving niet los te koppelen van de context waarbinnen hij werkt. Binnen zijn persgroep staan er commerciële belangen op het spel. De journalist durft of kan niet altijd schrijven wat hij wil, omdat hij zijn publiek niet voor het hoofd wil stoten. Professor Luc Huyse stelde dat ‘politici zich te veel laten drijven door de wispelturigheden van het electoraat’. Een journalist zou zich ook wel eens kunnen laten gijzelen door kijkcijfers of de oplage van zijn medium.
Peter D’Hondt vertelt over een artikel dat midden in de zomer in volle komkommertijd verscheen. Het betrof een uitgebreid verslag over een vonnis waarbij hij een wagen, een BMW, met radarverklikker van een recidiverende chauffeur verbeurd had laten verklaren. Dit vonnis was ook in beroep bevestigd. De journalist wijdde er een uitgebreid artikel aan. Hij dichtte de politierechter heel wat verdiensten toe op het vlak van wegveiligheid. Tot hij in de laatste regels plots de verbeurdverklaring van de wagen als een overdreven straf bestempelt. De journalist speelt op de emoties door te melden dat de chauffeur de wagen nog aan het afbetalen was – wat geen argument is voor onveilig gedrag uiteraard.
Buiten onbekwaamheid, waarvan D’Hondt niet uitgaat, zou de herkenbaarheid van het verhaal voor de doorsneelezer van zijn krant de journalist ertoe kunnen aanzetten om deze positie in te nemen. Dit is een staaltje van selectieve verontwaardiging en een bewijs dat een journalist niet altijd in volle onafhankelijkheid kan werken.
D’Hondt is ervan overtuigd dat een bepaalde pers bijdraagt tot de verzuring van onze samenleving. Deze media zoomen in op ‘waar zit de overheid als er iets fout gaat?’, op het negativisme. Ze spelen meer op de persoon dan op de feiten.
Een andere uitwas van het Lucifer-complex is de alomtegenwoordigheid van
opinies van mediamensen die in de pers over alles en nog wat hun zegje doen ten
koste van gedegen, objectieve berichtgeving. Behalve correct nieuws te vergaren meent Peter D’Hondt dat een
journalist commentaar mag geven bij de feiten, voor zover die intellectueel
eerlijk is. Vaak voeren politici een charmeoffensief tegenover perslui. Er
ontstaat een wisselwerking tussen politiek en pers, en intellectuele
beïnvloeding is niet uit de lucht gegrepen. Het netwerk van vrienden en
kennissen kan de opinies van een journalist kleuren. De geschreven pers is het
medium bij uitstek om opiniestukken te verspreiden. De lezer kiest bewust voor
deze of gene krant, en neemt meestal de tijd om stukken te lezen. Televisie en
radio zijn vluchtiger en dringen zich meer aan het publiek op. Uiteindelijk
leest men de krant waarvan de strekking het meest strookt met zijn eigen
opinies.
Sommige columnisten veroorloven het zich om publieke figuren in hun hemd te
zetten. Onder het mom van satire durven ze mensen genadeloos te schofferen.
Peter D’Hondt is bijna een vast personage in de wekelijkse Bladspiegel van Koen Meulenaer in Knack. Met een kwinkslag geeft Peter D’Hondt te kennen dat hij een groot liefhebber van satire is, zeker als het over iemand anders gaat. Marc Reynebeau vindt hij een goede, correcte, zeer belezen columnist. Hij slaagt er in vlijmscherpe analyses te maken van politieke en andere feiten, die hij steeds in hun historische context plaatst. Reynebeau speelt meer op de feiten dan op personen, al durft hij links en rechts wel steekjes onder water te geven. Wanneer satire echter overgaat in schofferen, overschrijdt de auteur een zekere moraliteit als journalist. Peter D’Hondt wijst erop dat dit de zwakke kantjes zijn van de persvrijheid. Als verkoopcijfers domineren, doet men soms ‘n’importe quoi’. Voor de betrokkene is het niet aangenaam om geschoffeerd te worden, maar vaak zijn het de familieleden die er meer onder lijden. D’Hondt vraagt zich af wat de maatschappelijke relevantie is van rubrieken zoals Bladspiegel, buiten wat licht vertier, en meent dat de gemiddelde lezer niet altijd opgezet is met de behandelde onderwerpen en het gekozen taalgebruik.
Gevraagd naar de eigenschappen van een goede journalist geeft Peter D’Hondt
een vrij lange waslijst op. Een goede journalist stelt de juiste vragen met
maatschappelijke relevantie. Hij bereidt zich voor op een interview en spreekt
met kennis van zaken. Al te vaak merkt D’Hondt dat gerechtsverslaggevers
onvoldoende op de hoogte zijn van het functioneren van het gerecht. In een
redactie zou het nuttig zijn om over een jurist te beschikken met
praktijkervaring, bijvoorbeeld, aan de balie. Daarnaast dient een journalist
een correcte weerspiegeling te geven van feiten of van uitspraken tijdens een
interview. Commentaar mag, zelfs negatieve, voor zover feiten en woorden in de
juiste context worden geplaatst en geduid. Peter D’Hondt betreurt dat de pers
steeds meer de waarheid geweld aandoet ten voordele van de sensatie. Al te vaak
gaan journalisten op zoek naar straffe oneliners, naar krasse uitspraken,
zonder de achtergrond van een onderwerp voldoende te belichten.
De dag na het interview bloklettert Het Laatste Nieuws de quote van
politierechter D’Hondt: “Er komt toch niets van in huis”. Het is de titel boven
een artikel over de politierechters die steeds minder alternatieve werkstraffen
uitspreken.
Annick De Beule
PS Ik zou ook graag jullie interviews lezen!!
Posted by MV Wed, August 03, 2011 13:32:43
Beste Annick De Beule,
Ik vond je artikel heel interessant en goed geschreven. Ik ben zelf studente journalistiek en ik maak momenteel een reportage rond verkeersveiligheid.
Ik vroeg mij af of je eventueel nog de contactgegevens had van politierechter Peter Dhondt. Ik lijk nergens een manier te vinden om hem te contacteren, jammer genoeg.
Moest je mij kunnen helpen, mail naar marivanm@student.arteveldehs.be
Alvast bedankt,
MV